Ik doe m’n ogen open. Een fractie van een seconde blijf ik in de slaapmodus hangen. Maar al snel word ik me bewust van het drukkende gevoel in mijn onderbuik. Daarvan werd ik wakker. Gewoon negeren, zo overtuig ik mezelf, is het beste wat ik kan doen. En dus roep ik de ene na de andere gedachte op. Leuke gedachten.

Negeren gaat het best als je aan leuke dingen denkt. Maar mezelf opleggen om aan leuke dingen te denken heeft hetzelfde effect als me vragen om niet achterom te kijken. Voor ik het weet kijk ik recht in het gezicht van de vijftienjarige dochter van de buurvrouw van een kennis van een nichtje en, o ja, moeder in spé. Het denken aan leuke dingen resulteert op zijn beurt vaak in een to-do-list. Eén voor één dringen de taken zich ongevraagd aan me op.

Ik kan het niet stopzetten. Het gaat als vanzelf. De eerste paar minuten heb ik niet eens in de gaten dat mijn gedachten een eigen leven leiden. Dan strekt mijn arm zich uit naar de  blocnote naast mijn bed. Stop! Denk aan leuke dingen! Te laat, het is al in gang gezet. Snel krabbel ik op gevoel een paar woorden neer, waarvan ik me morgen afvraag wat ze in godsnaam betekenen. Maar voor nu helpt het.

Dan is er toch dat drukkende gevoel weer. Er zit niets anders op dan te doen wat ik koste wat kost wilde voorkomen. Ik gooi m’n benen over de rand van het bed. Eerst links, dan rechts. Dan loop ik de route die ik in m’n hoofd al meerdere malen heb gelopen voor ik uit bed stapte. De daarop volgende handelingen verlopen geroutineerd en vliegensvlug. Ik zit al en onmiddellijk ontsnapt er een ware waterval aan mijn overvolle blaas. De druk neemt af. Eindelijk… verlossing!